De onzuiverheden van het lichaam
Meester Dogen schrijft in “Sanjûshichibon bodai bunpo” (“De 37 wegen naar verlichting”):
“Observeren dat het lichaam onzuiver is” betekent dat een zak huid zoals je die nu als lichaam observeert, het hele universum in de tien richtingen is. Aangezien dit niets anders is dan het lichaam, de echte vrucht, springt de handeling van het observeren dat het lichaam onzuiver is op het vitale pad. Als die sprong er niet was, zou je hem niet kunnen observeren. Zonder het lichaam zou je niet kunnen oefenen, onderrichten of observeren.”
(dit is een eigen vertaling van de Franse tekst door Yoko Orimo – deel 6 Shobogenzo, Sully editie)
Het lichaam als basis van de aandacht
Onzuiver – of liever niet-zuiver (ik voel dat er een heel klein verschil is) – betekent hier niet “schandelijk” of “onfatsoenlijk”. Integendeel! Dogen plaatst het lichaam in het hart van zijn denken en zijn beoefening. Zonder lichaam is er geen beoefening!
Niettemin is het noodzakelijk de juiste observatie te maken van wat dit lichaam is, hoe wij lichamelijk zijn. Reeds de Boeddha zelf heeft er in het beroemde Satipatthana sutta een nauwgezette analyse van gemaakt: hij beschrijft onder andere op biologische wijze alles wat het lichaam samenstelt en wat de basis van de aandacht moet worden. Hij sprak ook over de “onreinheden” van het lichaam! Hij vergeleek de onderdelen van het lichaam bijvoorbeeld met de verschillende soorten granen in een zak. Er is niets vuils aan deze analyse.
Het lichaam is een mengsel
Wanneer Dogen schrijft dat het lichaam “onzuiver” is, benadrukt hij de leegheid van het lichaam; net zoals de Bodhisattva Kannon doet in De Hart Sutra. Ons lichaam is onderling afhankelijk met het hele universum. Niets behoort het werkelijk toe.
Ons lichaam is een mengsel van verschillende materialen: vloeistoffen, vaste stoffen; er zijn organen, spieren, beenderen, pezen, zenuwen enz…. Op een fundamenteler niveau worden al de primaire elementen – koolstof, zuurstof, waterstof, enz. – verenigd, met elkaar verbonden en vermengd om zo levende wezens te vormen.
Ook al is hij geen boeddhist in de strikte zin van het woord, heeft de Franse filosoof Michel Serres deze mengeling, deze heterogeniteit die ons vormt, prachtig beschreven. Het is door bewust te worden van deze meervoudigheid dat hij ’tot begrijpen komt’.
De sporen van anderen in mij
Deze zinnen vinden een diepe weerklank in mij: niet alleen beschrijven zij, aan de grenzen van het voorstelbare, de stoffelijkheid van wat ik ben; zij drukken ook uit dat ik deel uitmaak van de wereld, mijn relatie tot andere wezens, menselijke en niet-menselijke, organische en niet organische. En ook dit vormt mij en vergezelt mij in de beoefening.
Er zit iets dierlijks in mij. Er zijn plantaardige sporen in mij. Er is aarde, water, vuur, wind. Er is iets mineraals, bacterieels, schimmelachtig, viraal in mij. Zonder dit allemaal zou ik niet kunnen leven. Deze “onreinheden” van het lichaam moeten we in acht nemen.
Credit header foto: anatomische tekening van de lichaamsorganen door Leonardo Da Vinci uit 1480 – hier gevonden.