’t Is met héél ons lichaam dat we beoefenen
Over de centrale plaats van het lichaam in onze beoefening.
De tekst is gebaseerd op twee mondelinge onderrichtingen (kusen genaamd) gegeven in de dojo van Halle op 12 en 19 mei 2018. De tekst is hierbij lichtjes aangepast.
Beluister ook de opname van het onderricht tijdens de zazen van 15 mei integraal op Soundcloud die dezelfde thematiek anders verwoordt: https://soundcloud.com/konradmaquestieau/t-is-met-heel-ons-lichaam-dat-we-beoefenen
Aandacht ontwikkelen
Op het altaar in de dojo is er een brandende kaars tijdens zazen. Het is de vlam van de waakzaamheid. Waakzaamheid is de essentie van onze beoefening. Niet zozeer de concentratie. Natuurlijk zonder concentratie kun je onmogelijk waakzaamheid ontwikkelen, de twee gaan hand in hand. Maar waakzaamheid is waar het om draait met zazen. Wat is waakzaamheid? Het is het cultiveren van de aandacht, van de observatie.
De Boeddha zelf heeft talrijke onderrichtingen gegeven hieromtrent. Je vindt ze terug in De grote leerrede over het cultiveren van de aandacht, de Mahā-Satipaṭṭhāna-Sutta: 20 pagina’s tekst uit de Digha-Nikaya verzameling. Er is ook de Satipaṭṭhāna-Sutta uit de Majjhima-Nikaya verzameling met dezelfde inhoud maar korter samengevat.
In de beide suttra’s gaat het om aandacht te ontwikkelen via vier wegen: het lichaam, de gevoelens, de geestesgesteldheid en de mentale factoren. Het is interessant om die suttra’s te lezen, te herlezen, te bestuderen en toe te passen. Niet toevallig is het gedeelte over het lichaam het langste.
Ik geloof dat we ten aanzien van ons lichaam er altijd een beetje naast zitten. Doorgaans ontwikkelen we talrijke strategieën ten opzichte van ons lichaam. Ofwel idealiseren we het lichaam. Ofwel demoniseren we het. Ofwel kennen we eigenschappen, tekortkomingen of vaardigheden toe die het lichaam niet bezit. We volgen hierin de stem van ons ego die – en dat is zijn wezen zelf – los staat van het lichaam. We dramatiseren ons lichaam, zijn functies, wat het overkomt. Of we negeren ons lichaam, zijn functies en wat het overkomt. In alle gevallen zijn we meer bezig met het verbeeld lichaam dan met ons werkelijk lijf. Als tenzo (kok in een zenklooster) heb ik een aantal keren mogen meemaken hoe sommige mensen op een obsessieve manier met hun voedselgewoontes en diëten bezig zijn: wat ze mogen eten of absoluut niet mochten eten. Het bleek allemaal verbeelding. In de grond van de zaak begrepen ze niet hoe hun eigen lichaam werkte.
De Boeddha reikt ons nochtans een heel eenvoudig middel aan om de zaken nuchter te bekijken. Hiervoor kiest hij de weg van de biologie en van de anatomie. Eigenlijk was hij zijn tijd ver vooruit.
Hij zegt: “De monnik beziet zijn lichaam vanaf de voetzolen opwaarts en vanaf de haarkruin neerwaarts, omhuld door de huid en vol van allerlei onreinheid en hij denkt: “Er zijn in en op dit lichaam hoofdharen, lichaamsharen, nagels, tanden, huid, vlees, pezen, botten, beenmerg, nieren, hart, lever, vliezen, milt, longen, ingewanden, darmen, maag, ontlasting, gal, slijm, pus, bloed, zweet, vet, tranen, talg, speeksel, snot, gewrichtsolie en urine.” Het is te vergelijken met een monsterzakje met openingen aan beide zijden, dat gevuld is met verschillende soorten granen en zaden zoals rijst van droge teelt, rijst van natte teelt, mungbonen, tuinbonen, sesamzaad en gepelde rijst. Als een man met scherpe blik dat leegschudt en de inhoud overziet, dan stelt hij vast: “Dit is rijst van droge teelt, dit is rijst van natte teelt, dit zijn mungobne, dit zijn tuinbonen, dis is sesamzaad en dit is gepelde rijst.” Evenzo beziet de monnik dit lichaam.” (Digha-Nikaya, vertaling van Jan de Breet & Rob Janssen, p. 480-481)
Dit is geen lugubere opsomming! Maar de dingen zien zoals ze zijn. Zonder tierlantijntjes. Zonder drama. Onszelf zo beschouwen is niet onze sterkste kant.
De boeddha gaat verder: “In zoverre hij in louter weten, in louter bewustzijn verblijft, onafhankelijk, en zich aan niets in de wereld hecht, in zoverre, monniken blijft een monnik bij het lichaam, het lichaam beschouwend.”
Zich aan niets in de wereld hechten. Daar heb je waakzaamheid voor nodig. Dat is een beoefening. Terugkeren naar wat is.
De leegheid inzien
De Hartsoetra – de Hannya Shingyo – bouwt dan verder op de woorden van de Boeddha. De bodhisattva Kanzeon beschouwt, dankzij de Grote Wijsheid, de vijf skanda’s (de samenstellende delen van elk wezen) als leegheid: het lichaam, de gewaarwordingen, de mentale voorstellingen, de intenties, het bewustzijn. Na elke zazen reciteren we de “Hartsoetra” en toch blijven we het moeilijk hebben om die wijsheid te beoefenen.
We beschouwen onszelf doorgaans niet als “leeg” maar als “vol”, vol van onszelf. Toch is het lichaam “leeg” van elke vorm van essentiële en onveranderlijke substantie. Het lichaam is, net als alle skanda’s, de keten van voorwaardelijk ontstaan zelf. Niets in dat lichaam is een afzonderlijk en onveranderlijke entiteit die drager zou zijn van ons “zelf”, van ons “eigen” “ik”. Dat is wat zazen ons leert en hetgeen we kunnen observeren. Wees waakzaam en laat al die verhalen die we onszelf vertellen aan de kant!
Shin-gen: het geactualiseerd lichaam
Het is dus met ons lichaam dat we (kunnen) beoefenen. In de beoefening concentreren we ons helemaal, d.w.z. we zijn totaal aanwezig hier en nu. We voegen niets toe. We nemen niets af. We proberen niets te veranderen. We zijn gewoon één met wat we werkelijk zijn. Daarom moeten we er zorg voor dragen. Het is ons enig medium.
Ons lichaam in zazen. In kinhin. In gassho. In sanpai. In al de kleine rituelen: hoe we bewegen, hoe we staan, hoe we rusten. Dat is wezenlijk belangrijk. Meester Kodo Sawaki zei: “Heel de kwestie van het boeddhisme is te weten hoe je je lichaam moet bewegen.” Hoe beweeg ik? Hoe sta ik in dit leven? zijn de meest relevante vragen die we ons kunnen stellen. Naar onszelf kijken. Onszelf observeren.
In de tekst “Shobogenzo Bussho” (Boeddha-natuur) zegt Meester Dogen dat we via het werkelijk, geactualiseerd lichaam de Boeddhanatuur verwezenlijken. Shingen: het geactualiseerd lichaam. Wat bedoelt hij hiermee?
Dogen haalt het verhaal van Nagarjuna aan die aan een aantal toehoorders een demonstratie van zazen doet. Zij begrijpen er weinig van: ze horen niets, ze zien niets. Enkel Kanadeva ziet de ronde vorm van de maan: het geactualiseerd lichaam van Nagarjuna in zazen.
Die kwestie moeten we, volgens Dogen, onderzoeken en ons eigen maken. Natuurlijk gaat het er niet om van vorm te veranderen. Wat betekent dan “het geactualiseerd lichaam”? Het lichaam van Boeddha? Je hoort vaak zeggen: in zazen ben je Boeddha. Maar wat betekent dat, concreet?
Meester Dogen gebruikt graag de formule die hij van zijn leraar Meester Nyojo overnam: “lichaam/geest afwerpen – shin jin datsu raku”. Het lichaam bevrijden van de fictie van het ego. Het lichaam bevrijden van het verbeeld lichaam. Het lichaam zonder steun. Het lichaam in eenheid met het Dharmalichaam, de Dharmakaya.
Mits op een juist manier beoefend is zazen zelf “shin jin datsu raku”. Zazen zelf is de “ronde vorm van de maan”.
Bodhidharma en zijn lichaam
Bodhidharma ondervraagt zijn vier leerlingen over hun begrip van de Dharma.
Dofuku zegt: “Wat ik wil zeggen is, dat ik mij niet aan woorden hecht; maar tegelijkertijd negeer ik ze niet.”
Bodhidharma zegt: “Je hebt mijn huid.”
De non Soji zegt: “Wat ik begrepen heb, is zoals meester Ananda die het land van Ashiku Boeddha aanzag, en daarna niet meer opkeek.”
Bodhidharma zegt: “Je hebt mijn vlees.”
Doiku zegt: “De vier elementen (aarde, water, vuur, wind) zij oorspronkelijk alsof ze niets zijn en de vijf skanda’s zijn niet reëel. Zo is mijn zonder vaste entiteit.”
Bodhidharma zegt: “Je hebt mijn botten.”
Taiso Eka is aan de beurt. Hij stapt naar voren en doet gassho.
Bodhidharma zegt: “Je hebt mijn merg.”
Uiteindelijk verkreeg Eka Dharma-overdracht. Maar laten we ons niet vergissen: huid, vlees, de botten, het merg zijn allemaal op hetzelfde niveau. Het begrip van de vier leerlingen waren even diep (of even oppervlakkig). Het zijn vier verschillende uitdrukkingen voor het geactualiseerd lichaam.
De Franse dichter Paul Valéry zei: “Het diepste van de mens is de huid.” Maak geen onderscheid. Bezie wat aan de oppervlakte is niet als oppervlakkig en wat in de diepte is als diepgaand. Wees totaal één met alles wat je bent. En beoefen hiermee.