Waarom buigen we?
Eén van de eerste dingen die een nieuwe bezoeker aan ons centrum opvalt zijn de vele buigingen die we uitvoeren – een gebaar dat wij gassho noemen: al dan niet met de handpalmen tegen elkaar gedrukt, hellen we met heel het bovenlichaam voorover. Velen ervaren dit gebaar als bevreemdend en niet tot onze cultuur behorend.
Dit klein ritueel kan hen storen of zelfs op onbegrip stuiten. We buigen voor alles: voor we de meditatieruimte binnengaan, tegenover het boeddhabeeld, wanneer we offerandes brengen, tegenover onze eigen zitplaats en zitkussen, tegenover elkaar, of gewoon soms tegenover de natuur, de dieren, de planten, de wolken, de bergen… Er zijn talloze gelegenheden die we te baat nemen om dit eenvoudig gebaar te maken. Maar wat betekent het eigenlijk?
De Franse linguïst en taalfilosoof Roland Barthes stelde zich die vraag eveneens. In zijn boekje over de Japanse cultuur, L’empire des signes (1970) weidde hij er een kort hoofdstuk aan. Roland Barthes was geen boeddhist maar geraakte wel geïntrigeerd door de diepgaande invloed van zenboeddhisme op de Japanse cultuur. Hij onderzocht zelf ter plaatse (tussen 1966 en 1968 reisde hij er drie keren heen) in hoever hij, als Westerling, de ingewikkelde tekens kon ontcijferen.
Hoe beleefd zijn?
Eerst onderzoekt hij hoe wij, in het Westen, met elkaar omgaan. Hij stelt dat we elke vorm van uiterlijke beleefdheid als verdacht ervaren: “Pourquoi la courtoisie y passe-t-elle pour une distance (sinon même une fuite) ou une hypocrisie? Pourquoi un rapport “informel” (…) est-il plus souhaitable qu’un rapport codé?”
We beschouwen elk individu voorzien van een buitenkant (artificieel, vals, sociaal vastgelegd) en een binnenkant (authentiek, persoonlijk, waarachtig). De buitenkant zorgt voor de afstand tussen ons. Wanneer we met de binnenkant van een persoon willen communiceren, moeten we de buitenkant negeren en deze letterlijk aan de kant laten. Barthes noemt onze omgang met elkaar “brutaal, naakt, authentiek”, ogenschijnlijk ontdaan van elke betekenis en onverschillig voor elke code, dus letterlijk to the point. Die brute en spontane omgang is de beste manier om op een waarachtige manier met de binnenkant van het individu in contact te komen. “Être impoli, c’est être vrai dit logiquement la morale occidentale. (…) Je serai à peine gracieux, ou gracieux selon une fantaisie apparemment inventée (…): combien je suis simple, combien je suis gracieux, combien je suis franc, combien je suis quelqu’un, c’est ce que dit l’impolitesse de l’Occidental.”
Heel anders gaat het er aan toe in het Verre Oosten. De omgang met elkaar is sterk gecodificeerd: hier is geen plaats voor zelf verzonnen gebaren, woorden of blikken. Als Westerlingen ervaren we de uiterlijke vorm van beleefdheid van Japanners “overdreven”, zelfs “vernederend” precies omdat ze formeel is. Roland Barthes laat zich echter niet ontmoedigen en zoekt verder. Uiteindelijk stelt hij vast: “cette politesse est un certain exercice du vide”. Immers door tegenover elkaar formeel te buigen laten de Japanners tegenover elkaar elke vorm van persoonlijk voorkeur (of afkeer) los en lijken ze te zeggen: we zijn elkaars gelijk omdat we letterlijk voor niemand – niet iemand – buigen. Barthes: “Le salut n’est pas le signe d’une communication surveillée, condescendante et précautionneuse entre deux autarcies, deux empires personnels (chacun régnant sur son Moi, petit domaine dont il a la « clef ») ; il n’est que le trait d’un réseau de formes où rien n’est arrêté, noué, profond.” Goed gezien! Het gaat niet om de “betekenis” van een gebaar maar om een teken dat naar nergens wijst. Barthes voegt dan hier aan toe: puur grafische precisie en sierlijkheid.
Terug naar de Dharma
Dat is misschien hetgeen ons het meest tegen de borst stuit: buigen is in Japan geen teken van communicatie. Dit gaat ons Westers begrip ver te boven. Het valt mij op dat een Westers geleerde reeds veertig jaar geleden door louter observatie, als een soort antropoloog, de “kern van de zaak” wist te ontwarren en reeds zag dat er geen kern is. Een paar zinnen verder citeert hij trouwens de Hartsoetra: “La Forme est Vide dit – et redit – un mot bouddhiste.”
We buigen dus voor niets. Dat is de grote les van de gassho. “Qui salue qui?” zegt Barthes heel terecht. Daarin schuilt de grote waarde van de groet, van het gebaar van beleefdheid en respect dat we overal voeren en meevoeren. Door middel van fysische handelingen raken we de geest aan: niet alleen in de buiging maar ook in de zitmeditatie, de stapmeditatie, de buiging tot op de grond (pai genaamd waarop de mooie woorden van Barthes helemaal van toepassing zijn: “je m’aplatis, courbé jusqu’à l’incrustation”), het luidop reciteren van soetra’s enz… Omdat deze handelingen geen zin hebben, zijn het stuk voor stuk oefeningen waarmee we de kwaliteit van onze aanwezigheid kunnen proeven. Dit is de pedagogie van zen, dit is ons werkterrein. Als dusdanig spijtig genoeg niet altijd goed begrepen door Westerlingen.
Terug naar hier
We moeten onze eigen westerse doen en laten kritisch kunnen bevragen. We gaan er ook veel te snel van uit dat onze gewoontes en codes de meest natuurlijke en de meest universele zijn; dat we van anderen niets te leren hebben en dat onze directheid, nuchterheid, zakelijkheid, spontaneïteit (of onbeleefdheid) de maat is waaraan alles gemeten moet worden. Zich hieraan hechten is geen teken van sterkte! Onze gewoontes, onze cultuur, onze pedagogie zijn ook het resultaat van een langzaam codificeren van handelingen die we in onze contreien hebben ontwikkeld. Deze zijn echter niet beter of slechter dan die van anderen en zeker niet natuurlijker! Cultuur is sowieso geen natuurlijk gegeven.
Omgekeerd is het ook waar dat de Japanse gewoontes niet beter zijn! Ze zijn anders. In ons centrum is het zeker niet de bedoeling om Japans te worden! Hoe onzinnig zou dat zijn! Wat we wel kunnen doen is ervaren hoe bepaalde handelingen, attitudes en houdingen (zoals het buigen) wel degelijk een diepgaande invloed hebben op de geest en een middel zijn om de Dharma te beoefenen. De verkenning van andere gebaren is trouwens niet vreemd aan zen: het is de kunst onze menselijke realiteit anders te benaderen en te beleven.
Mediteren (zazen genaamd) is trouwens zo’n gebaar.