Waakzaamheid
Concentratie is geen waakzaamheid
Veel mensen verwarren concentratie met waakzaamheid. Ook onder de zen-beoefenaars.
In zen hoort men vaak spreken over concentratie. “Concentreer je goed!” is een veelgebruikte zin van het mondeling onderricht (de kusen) tijdens de meditatie (zazen). Concentratie is het vermogen zijn geest te focussen op het bereiken van één doel. Sportmensen concentreren zich buitengewoon goed. Maar ook muzikanten, managers, acteurs, koorddansers of soldaten in de vuurlinies moeten hierover kunnen beschikken. Dieven en misdadigers beschikken ook over een sterk ontwikkeld concentratievermogen!
Het gaat hierbij om zich helemaal op één activiteit toe te leggen met al de mentale en fysische capaciteiten waarover men beschikt om een bepaalde handeling tot een goed einde te brengen. Overal waar een prestatie dient neergezet te worden, is er sprake van concentratie. Het gaat dus om het bundelen van alle mentale en fysische energie in het brandpunt van een “aandacht-in-actie”.
Dit is niet de “concentratie” van de meditatie.
In zazen gaat het om een soort concentratie die ik liever waakzaamheid noem. Waakzaamheid is de capaciteit zich niet te laten verstrooien. De geest niet te laten dwalen bij de minste verschijning van mentale beelden, alert te blijven en de dingen te zien.
Natuurlijk is er in het begin van zazen een vorm van eerstgenoemde bundeling van aandacht nodig om de juiste handelingen te verrichten (met het linkerbeen binnengaan, gassho, buigen enz.) om de juiste houding aan te nemen, om zich te focussen op zijn ademhaling enz.
Eenmaal dat stadium voorbij dient dan de waakzaamheid het van de concentratie over te nemen.
Waakzaamheid is een mengeling van concentratie en observatie tegelijkertijd. Je moet in staat zijn jezelf te observeren: zien wat er verschijnt, op elk ogenblik. De gedachten, de gewaarwordingen, de indrukken zien op het moment dat ze verschijnen.
Dit is de basisoefening die de Boeddha aan zijn leerlingen onderrichtte en die uitvoerig aan bod komt in de beroemde Ānāpānasati-Sutra
Wat is er te zien?
Waakzaamheid, alertheid, observatie, aandacht. Maar wat valt er feitelijk te zien?
Twee zaken volgens het onderricht van de Boeddha.
Ten eerste: de onbestendigheid van alle dingen.
Alles in het leven is onderhevig aan verandering. Niets blijft hetzelfde op elk moment. Het lijkt ons dat de objecten rondom ons niet veranderen. Het lijkt ons dat wijzelf niet veranderen. Maar dat is louter het gevolg van een constructie van de geest! Om met de gigantische stroom aan stimuli die de zintuigen naar het brein sturen overweg te kunnen, bouwt het brein zijn eigen “stabiele” omgeving op waarin onze ervaring van de wereld zich voltrekt. Wellicht gebeurt dit uit een soort overlevingsinstinct. Indien we voor de minste verandering in onze omgeving (of in onszelf) absolute alertheid aan de dag moeten leggen, zouden we reeds na een paar minuten uitgeput in elkaar stuiken.
Met de werking van ons brein is echter niets mis. Het probleem is dat we, via onze vormingsproces, onze opvoeding, ons manier van denken, die constructie van de geest voor de echte wereld, voor de realiteit zijn beginnen aanzien. Velen zien niets anders meer dan het theater van de realiteit – met zijn vastomlijnde personages en voorspelbare situaties – die het brein gecreëerd heeft! Boeddha noemde dat de fundamentele onwetendheid, bron van alle frustraties, pijn en ontevredenheid (in het Pali, dukkha).
Het doel van de beoefening
Hiermee belanden we bij het tweede aspect dat geobserveerd dient te worden en met de onbestendigheid helemaal verbonden is: de onderlinge afhankelijkheid van alle verschijnselen.
Niets bestaat op zich. Hoe graag we dat ook zouden willen: niets in ons én niets buiten ons heeft een substantiële eigenheid. We zouden zo graag enige vastheid willen toekennen aan de constructie van de imaginaire wereld die we met moeite opgebouwd hebben! Maar er is niets dan één grote samenloop van een oneindig aantal verschijnselen die met elkaar dansen, op elkaar inwerken, elkaar beïnvloeden, elkaar creëren en elkaar vernietigen.
Het ontbreken van enige substantiële eigenheid in ons en in alle verschijnselen wordt in het boeddhisme leegheid genoemd (in het Sanskriet: Sunyata).
Waakzaamheid in zazen betekent die twee fundamentele aspecten – de onbestendigheid en de afwezigheid van een substantiële kern – van het leven onder ogen zien. Hiervoor alert blijven. Het betekent ook met die twee aspecten leren omgaan! Enkel begrijpen is niet voldoende. We dienen ons dagelijks leven zo goed en zo kwaad mogelijk hierop af te stemmen om beter in harmonie te treden met onze omgeving en met de anderen.
Dat is uiteindelijk “het doel” van de beoefening.
© HCastelli